10.2 Bewijzen uit de Sunnah

Matar ibn AbderRahmaan Al-A’naq zei: “ Umm Al-Abaan bint Al-Wazee’ bin Zari ibn ‘Amir Al-‘Abdi overleverde van haar vader dat haar grootvader eens naar de Profeet(vrede zij met hem) ging met zijn zoon of de zoon van zijn zus die bezeten was door een Djinn. De grootvader zei: “Toen we aankwamen bij de Boodschapper van ALLAH(vrede zij met hem in Medina, zei ik, O Boodschapper van ALLAH(vrede zij met hem) ik heb met mij gebracht mijn zoon(of de zoon van mijn zus) die bezeten is door de duivel, zodat je een smeekbede(aan ALLAH) voor hem kan verrichten.” De Profeet(vrede zij met hem) zei: “ Breng hem naar mij, dus ik ging terug naar de groep waar ik hem had achtergelaten, maakte hem los en deed hem nieuwe kleren aan en bracht hem naar de Profeet(vrede zij met hem). Hij(vrede zij met hem) zei: “Breng hem hier zodat ik bij zijn rug kan, toen hij(vrede zij met hem) hem(de jongen) vast had, begon hij(vrede zij met hem) hem te slaan op zijn rug en te zeggen, Ga eruit O Vijand van ALLAH, Ga eruit O Vijand van ALLAH. Plotseling leek de jongen er beter uit te zien, hij had een blik die anders was dan de blik daarvoor, daarna liet de Profeet(vrede zij met hem) hem(de jongen) naast hem(vrede zij met hem) zitten, en deed een smeekbede voor hem. Na de smeekbede van de Profeet(vrede zij met hem) was niemand in de groep geliefder dan de jongen.(Overgeleverd door Tabarani)

De volgende overlevering is van Ya’la ibn Murabbah(moge ALLAH tevreden met hem zijn) dat hij zei:

“Ik heb 3 zaken gezien van de Profeet(vrede zij met hem) die niemand voor mij en niemand na mij heeft gezien, we waren vertrokken voor een reis en onderweg zagen wij een vrouw zitten op de grond met haar zoon. Ze zei: “O Boodschapper van ALLAH(vrede zij met hem) dit is een jongen die geraakt is door een ziekte, dat hem en ons beide kwaad doet, hij wordt meerdere malen bezeten overdag.” Hij(vrede zij met hem) zei, “ breng hem naar mij.” Ze bracht hem bij de Profeet(vrede zij met hem) en ze zette hem tussen hem en zijn rijdier neer.
Hij(vrede zij met hem) spuugde 3x diep in de mond van de jongen, zeggende; “Bismillah Ana ‘Abdullah, Iksha Yaa ‘Aduwullah”, (In de naam van ALLAH, ik ben de dienaar van ALLAH, verdwijn O vijand van ALLAH) daarna gaf hij(vrede zij met hem) de jongen terug aan haar en zei: “We zien je terug op deze plek als we terug komen, en vertel me over zijn toestand.”

Hij zei: We gingen weg en kwamen terug en vonden haar op de zelfde plaats met 3 lammeren. De Profeet(vrede zij met hem) zei: “Wat heeft je zoon gedaan”. Ze zei: “ Bij Degene die je met de Waarheid heeft gestuurd, we hebben niks vreemds van hem gezien tot nu. Je mag deze lammeren meenemen(als dank).” Hij(vrede zij met hem) beveelde 1 van zijn metgezellen er 1 te nemen en de rest aan haar terug te geven.”(Musnad van Ahmed en Al-Hakim in AlMustadrak nr 2/617)

Deze hadith is meteen ook een bewijs voor het ontvangen van een beloning voor het toepassen van Roqyah.

Het is overgeleverd van ‘Ata ibn Abu Rabah dat Ibn ‘Abbas(moge ALLAH tevreden met hem zijn) tegen hem zei:

“Zal ik jou 1 van de vrouwen van het Paradijs laten zien? Ik zei, Ja Hij zei: Deze zwarte(getinte) vrouw kwam naar de Profeet(vrede zij met hem) en zei: “Soms heb ik last van aanvallen(van epilepsie) en hierdoor raakt mijn lichaam ontbloot(de vrouw valt op de grond door de aanvallen), vraag ALLAH mij te genezen.” De Profeet(vrede zij met hem) zei: “Als je wenst heb dan geduld en je zal het Paradijs betreden(vanwege het geduld), maar als je wenst zal ik ALLAH voor je aanroepen om je te genezen.” Ze zei: “Ik zal geduld hebben, maar ik raak ontbloot, dus vraag alstublieft ALLAH voor mij dat ik niet ontbloot raak, en dus riep hij(vrede zij met hem) ALLAH aan voor haar.”(Bukhari en Muslim)

Ibn Hajr Al-‘Asqalani zegt in zijn Sharh van deze hadeeth in AlFath(10/115) dat de vrouw bezeten was door een Djinn en dat die de aanvallen veroorzaakte. De vrouw genaamd Oum Zafar kreeg dus epileptische aanvallen(Sar’). De hadith die Ibn Hajr als bewees overleverde was een andere overlevering van Al-Bazzar ook door Ibn ‘Abbas overgeleverd met de toevoeging van
de woorden, “Ik vrees dat het kwaad mijn lichaam ontbloot”, Ibn Hajar legt uit dat het kwaad hier niks anders dan de Shaytaan kan betekenen en dat ze leed aan Sar’.

De bewijzen in de Sunnah zijn overvloedig maar dit zal voldoende zijn insha ALLAH.